Mobiliteitsbudget
Recent werd een wetsontwerp tot invoering van een mobiliteitsbudget ingediend. Dit is een nieuwe maatregel waarmee werknemers hun bedrijfswagen kunnen omzetten in een mobiliteitsbudget. Binnen dit budget kan men dan kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen om zo vlot mogelijk en op een milieubewuste manier op het werk te geraken.
Vanaf 1 maart 2019 zou dit mobiliteitsbudget in werking gaan. Het wetsontwerp werd goedgekeurd, maar het is nog wachten op de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Vrijwillige instap
Werkgevers kunnen vrij beslissen al dan niet een mobiliteitsbudget in hun firma in te voeren. Ze kunnen de voorwaarden hierbij zelf bepalen. Werknemers kiezen eveneens zelf of ze in het systeem instappen wanneer dit door hun werkgever wordt aangeboden.
Werkgever en werknemer moeten voldoen aan enkele voorwaarden, vooraleer het budget toegekend kan worden:
-
De werkgever moet al minstens 36 maanden bedrijfswagens ter beschikking stellen van een of meer werknemers.
-
De werknemer moet al minstens 12 maanden in de loop van de laatste 36 maanden over een bedrijfswagen beschikt hebben.
-
De werknemer moet eveneens minstens 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag over een bedrijfswagen beschikken.
-
Deze voorwaarden gelden ook voor werknemers die in aanmerking komen voor een bedrijfswagen, dit wil zeggen werknemers die behoren tot een functiecategorie waarvoor het bedrijfswagenbeleid van de firma in een bedrijfswagen voorziet.
Nieuw aangeworven werknemers die in aanmerking komen voor een bedrijfswagen kunnen onmiddellijk een mobiliteitsbudget aanvragen.
Budget omzetten in 3 pijlers
De grootte van het budget is afhankelijk van de totale jaarlijkse brutokostprijs voor de werkgever van de bedrijfswagen waarvan wordt afgezien. Dit wordt de ‘total cost of ownership’ genoemd. Dit impliceert alle kosten van de bedrijfswagen en sociale en fiscale lasten (leasingkosten, brandstofkosten, verzekeringspolis, CO2-bijdrage, …).
Er moet steeds gekeken worden naar de bedrijfswagen die samenhangt met de functiecategorie. Indien deze wijzigt, evolueert het mobiliteitsbudget mee.
Het jaarlijks budget kan door de werknemer besteed worden in één of meerdere pijlers. Elke pijler wordt op fiscaal en sociaal vlak anders behandeld.
- Eerste pijler
In de eerste pijler kiest de werknemer voor een minder vervuilende wagen. De huidige sociale en fiscale behandeling van bedrijfswagens blijft ook op deze nieuwe wagen van toepassing.
-
Tweede pijler
In de tweede pijler kiest de werknemer voor duurzame vervoermiddelen: openbaar vervoer, fiets, step, … Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer en deeloplossingen (deelauto’s, deelfietsen, …) behoren ook tot de tweede pijler. De oplossingen uit de tweede pijler zijn volledig vrijgesteld van sociale bijdragen en belastingen.
-
Derde pijler
Wanneer er op het einde van het jaar nog een saldo overblijft, mag dat in geld aan de werknemer worden uitbetaald. Deze uitbetaling wordt onderworpen aan de bijzondere socialezekerheidsbijdrage van 38,07%, volledig ten laste van de werknemer.
Het mobiliteitsbudget komt er naast het bestaande systeem van de mobiliteitsvergoeding of ‘Cash for Car’. Een van de grootste verschillen is dat er bij de mobiliteitsvergoeding definitief wordt afgezien van de bedrijfswagen, terwijl bij het mobiliteitsbudget kan gekozen worden voor een milieuvriendelijkere wagen. Welke maatregel het interessantste is, moet voor elke situatie afzonderlijk bekeken worden.
Over de mobiliteitsvergoeding kan u meer lezen in ons eerder nieuwsbericht.