Belangrijke wijzigingen in het mobiliteitsbudget vanaf 2026
In het federale regeerakkoord 2025–2029 kondigt de regering-De Wever ingrijpende hervormingen aan voor het mobiliteitsbudget. Het systeem moet eenvoudiger worden én toegankelijker voor een ruimere doelgroep. In dit bericht zetten we de belangrijkste geplande wijzigingen voor u op een rij.
Wat is het mobiliteitsbudget?
Het mobiliteitsbudget geeft werknemers de mogelijkheid om hun woon-werkverkeer flexibel te organiseren, in overleg met hun werkgever.
In ruil voor een bedrijfswagen krijgt de werknemer een budget toegekend, berekend op basis van de Total Cost of Ownership (TCO). Dit budget kan op drie manieren worden besteed:
- Een milieuvriendelijkere wagen (Pijler 1);
- Alternatieve vervoersoplossingen, zoals bijvoorbeeld een fietslease, treinabonnement of abonnement op een deelfiets (Pijler 2). In sommige gevallen mag de werknemer hiermee ook een deel van de huisvestingskosten financieren;
- Uitbetaling van het resterende saldo (Pijler 3), indien het budget niet volledig werd besteed via pijler 1 en/of 2. Dit bedrag is vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing, maar onderhevig aan een vaste RSZ-werknemersbijdrage van 38,07%.
Verplichte invoering voor werkgevers vanaf 2026
Een belangrijke wijziging is dat het mobiliteitsbudget vanaf 2026 verplicht wordt voor alle werkgevers die bedrijfswagens aanbieden. De keuzevrijheid aan werkgeverszijde verdwijnt dus. Werknemers blijven wel vrij om te kiezen tussen een bedrijfswagen of een duurzamer alternatief via het mobiliteitsbudget.
Deze verplichting geldt enkel voor bedrijfswagens die bovenop het loonpakket worden toegekend én bedoeld zijn voor privégebruik. Wagens via loonruil, cafetariaplannen en utilitaire voertuigen vallen buiten deze regeling.
Naar een bredere doelgroep: ook voor werknemers zonder bedrijfswagen
Ook aan werknemerszijde komt er een belangrijke hervorming. In de toekomst zou het niet langer nodig zijn dat een werknemer effectief recht heeft op een bedrijfswagen om gebruik te kunnen maken van het mobiliteitsbudget. Hierdoor komt het systeem ook binnen handbereik van werknemers zonder bedrijfswagen. Zo kunnen zij hun mobiliteitskeuzes beter afstemmen op hun persoonlijke noden.
Hoe het budget voor deze nieuwe doelgroep berekend zal worden, is momenteel nog niet bekend.
De eerste focus ligt op de verplichte invoering van het bestaande systeem; de uitbreiding naar een bredere doelgroep wordt pas na 2026 verwacht.
Vereenvoudiging en digitalisering
Om het gebruik van het mobiliteitsbudget verder te vergemakkelijken, werkt de overheid aan een reeks vereenvoudigingen, zoals:
- uniforme vergoedingsvormen;
- digitale tools voor kostendeclaratie;
- een verplichte virtuele mobiliteitsrekening (reeds ingevoerd sinds 2024).
Deze maatregelen moeten de administratieve last verlichten en zorgen voor meer rechtszekerheid.
Wat blijft behouden?
De gekende (para)fiscale voordelen van het mobiliteitsbudget blijven behouden, zodat duurzame mobiliteitskeuzes aantrekkelijk blijven. Vanaf 2026 worden wel enkele regels aangescherpt:
- Pijler 1: Enkel volledig elektrische wagens komen nog in aanmerking;
- Pijler 2: Duurzame mobiliteitsoplossingen blijven vrijgesteld van belastingen en sociale bijdragen. Het is wel mogelijk dat er plafonds worden ingevoerd voor bepaalde uitgaven;
- Pijler 3: Niet-bestede budgetten worden uitbetaald in cash. Dat bedrag blijft onderworpen aan een sociale bijdrage van 38,07%, maar is vrij van bedrijfsvoorheffing.
Stand van zaken
Op dit moment is er nog geen concrete wetsontwerp beschikbaar. De geplande wijzigingen zijn gebaseerd op het federale regeerakkoord en kunnen nog worden uitgesteld of aangevuld met overgangsmaatregelen.
We volgen de verdere ontwikkeling van de wetgeving op de voet en houden u op de hoogte zodra er meer duidelijkheid is.